Keizer Karel V
(Gent 24 februari 1500 - San Yuste 21 september 1558)
Karel V was keizer van het Heilige Rooms Rijk van 1519 tot
1558, koning van Spanje (als Karel I) van 1516 tot 1556 en stamde uit
het Huis van Habsburg. Hij was de zoon van Filips de Schone en Johanna
van Castilië. Hij werd geboren in het Prinsenhof in Gent, werd naar
de toenmalige gebruiken door een min gevoed en later overgebracht naar
Mechelen. Daar hebben Margaretha van York, Margaretha van Oostenrijk,
Karel de Croy-Chimay, Adriaan Boeyens en Willem de Croy-Chièvres
hem ingewijd in de protocollaire, politieke en godsdienstige geplogendheden
van het hofleven.
Voor hij in het huwelijk trad verwekte hij een bastaarddochter bij Johanna
van der Gheynst uit Oudenaarde: Margaretha van Parma die later tot landvoogdes
van de Nederlanden aangesteld zou worden. Van 1526 tot 1539 was hij gehuwd
met Isabella van Portugal uit dit huwelijk werd één zoon,
Filips II, geboren en twee dochters: Maria en Johanna.
Tenslotte kreeg Karel V na de dood van Isabella nog een onechte zoon bij
de Regensburgse poortersdochter Barbara Blomberg. Ook deze Don Juan zou
een tijdlang als landvoogd over de Oude Nederlanden van het Habsburgse
rijk heersen.
Toen Karels vader op 25 september 1506 overleed werd hij vorst van de
Nederlandse gewesten. Karels grootvader, keizer Maximiliaan I, aanvaardde
het regentschap, waarvan hij de eigenlijke uivoering overliet aan zijn
dochter Margaretha van Oostenrijk. Op 5 januari 1515 werd Karel voor de
Staten-Generaal te Brussel meerderjarig verklaard. Dit hield in dat hij
vanaf dan de verplichtingen van het regeerwerk op zich moest nemen. Maar
hij bleef niettemin nog sterk onder de invloed van zijn opvoeders en raadslieden.
Nauwelijks een jaar nadat hij meerderjarig was verklaard overleed zijn
grootvader langs moederszijde, Ferdinand V van Aragon. Hierdoor erfde
Karel op 5 april 1516 de Spaanse erflanden, Castilië en Aragon. Pas
in het najaar van 1517 vertrok hij naar Spanje met een gevolg van Nederlandse
prominenten, aan wie hij sleutelposten in het Spaanse staatsbestel toevertrouwde.
Na de dood van zijn raadsman Chièvres in 1521 oefende vooral Mercurio
di Gattinara (1465-1530), sinds 1518 Karels grootkanselier, een belangrijke
invloed uit op het beleid van de keizer. Hij was het brein achter de ontmanteling
van de feodale staatsstructuur, het schrappen van de privilegies en de
consolidatie van het koninklijk absolutisme. Karels andere grootvader,
keizer Maximiliaan I, die zich reeds jaren had ingezet om de keizerskroon
aan zijn kleinzoon door te geven, stierf op 12 januari 1519. Met het kapitaal
van het bankiersgeslacht Fugger uit Augsburg slaagde Karel er in om zijn
verkiezing tot Rooms-koning in hetzelfde jaar nog tot een goed einde te
brengen.
Een jaar later, op 23 oktober 1520, werd Karel tot Rooms keizer gekroond
te Aken. De Oostenrijkse erflanden werden aan zijn broer Ferdinand afgestaan.
Het streven naar een Habsburgse wereldhegemonie lag binnen handbereik:
in 1521 was Karel zowel keizer van het Heilig Roomse Rijk der Duitse Naties,
als koning van Spanje en vorst van de Nederlanden. Ferdinand verwierf
door zijn huwelijk de kronen van Hongarije en Bohemen; Karels zusters
heersten over Denemarken, Noorwegen en Zweden, Portugal en Frankrijk of
stonden op het punt aan de macht te komen. Frankrijk dwarsboomde echter
de Habsburgse ambities als wereldmacht en als hoofd van de christenheid.
Het conflict met Frans I, koning van Frankrijk en sinds 1530 Karels zwager,
spitste zich in die tijd toe rond de heerschappij over Noord-Italië.
Paus Clemens VII, een Medici en dus geïnteresseerd in de belangen
van Firenze, koos de zijde van de Franse koning, wat leidde tot de beruchte
bezetting van Rome, de 'Sacco di Roma' in 1527.
Sindsdien hoorden Italië en de Heilige Stoel tot de invloedsgebieden
van Karel: de vernederde Clemens VII kroonde de keizer op 24 februari
1530 te Bologna. Na zijn keizerskroning reisde Karel door naar zijn Duitse
gebieden waar hij onmiddellijk geconfronteerd werd met de oprukkende Turken.
Ook het opkomende protestantisme in Duitsland en de Nederlanden baarde
de keizer heel wat hoofdbrekens. De keizer was voorstander van het houden
van een algemeen concilie dat zou leiden tot een compromis tussen protestanten
en katholieken. Hij wou aan het hoofd staan van een eensgezinde kerk als
instrument om zijn imperialistische doelstellingen te helpen realiseren.
Karels bewind is voor de Nederlanden al bij al niet zo succesvol geweest.
Ondanks de oprichting van de Collaterale Raden, de Raad van State, de
Geheime Raad en de Raad van Financiën, slaagde hij er niet het belastingwezen
en de rechtspraak voldoende te centraliseren. Als reactie op het vorstelijk
centralisatiestreven braken er geregeld stedelijke opstanden en hongeroproeren
uit, waaronder die van Gent (1539-1540) de meest dramatische was. Tijdens
zijn regering slaagde hij er wel in de territoriale afbakening van het
grondgebied der 'Zeventien Nederlandse Provinciën' te bewerkstelligen.
Over het algemeen heeft Karel als keizer, vooral naar het einde van zijn
regeerperiode toe, zware opdoffers gekregen die het keizerlijk imago niet
ten goede kwamen. Het voornaamste doel dat hij zichzelf had voorgehouden,
met name het behoud van de eenheid binnen de kerk, heeft hij niet bereikt.
In Spanje boekte hij daarentegen wel successen dankzij de koloniale expansie.
Na een reeks politieke en militaire ontgoochelingen deed hij op 15 oktober
1555 te Brussel afstand van zijn heerschappij over de Nederlanden waarna
hij op 16 januari 1556 troonsafstand deed in Spanje. Filips II, zijn zoon,
volgde hem in beide functies op. Zijn broer Ferdinand, die sinds 1531
Rooms koning was, nam het keizerschap over. Op 3 februari 1557 nam Karel
samen met zijn hofhouding zijn intrek in een voor hem gebouwde villa vlakbij
het klooster van de heremieten van Sint Hiëronymus in Yuste, waar
hij een jaar later stierf.
|